Wat vaak goed bewaard is gebleven zijn gebreide babymutsjes, omdat die weinig zijn gedragen en natuurlijk een hoog schattigheidsgehalte hebben.
Verschillende varianten van jongensbabymutsjes te dateren tussen 1880 en 1920. Patronen zijn te vinden o.a. in ‘Het Breien’ door A. Teunisse en A.M. van de Velde (1e druk 1886). Een jongensmuts bestaat uit 4 delen: een ster in cirkel, een gedeelte met ajour, een recht gedeelte onder de boord en een versierde boord in reliëf of ajour.
De boord wordt omgeslagen, dus bij het breien komt de goede kant van het motief aan de achterkant.
Dit meisjesbabymutsje heeft aan de voorkant een rand met zogeheten ‘nubbegies’ oftewel gehaakte nopjes of moesjes, dit wordt ook veel toegepast als rand langs dagmutsen voor volwassen vrouwen in Salland. Behalve deze rand is de rest gebreid. Een meisjesmuts bestaat uit 3 delen, een bol, een pas en een strookje of kantje.
Dit prachtige met kraaltjes gebreide meisjesdoopmutsje, ca. 1840, komt uit de collectie van Wielent Harms en is afkomstig van Kamper eiland, waar een bijzondere kleurrijke dracht werd gedragen.
Dit type ajour of kantbreiwerk, zoals bij de babymutsen, zie je veel, misschien ook wel dankzij het handwerkonderwijs. Teunisse en van de Velde schreven vele boekjes voor dat handwerkonderwijs en de leraressen gebruikten die boekjes natuurlijk. Toch moet de techniek al veel ouder zijn, ik heb katoenen kousen gezien met datum uit de 18e eeuw die zulke randen hebben en ook in gebreide tassen uit begin 19e eeuw komen dergelijke motieven terug.
Twee tassen uit de collectie van Wielent Harms en Erve Hofman in Hellendoorn.
De tassen zijn gebreid van dunne groene wol, de rechter in de zgn. ‘koestrontskleur’ is ouder ca. 1825. Dit vond men toen mooi, een kleur die deed denken aan … inderdaad. Voordat deze tas aan de zilveren beugel uit Schoonhoven werd bevestigd zat er waarschijnlijk eerder een bruine gebreide tas aan.
Het wat fellere groen was een aniline kleurstof , een vinding uit ca. 1850 en een zeer giftige kleurstof op basis van aardolieproducten (o.a. benzeen), daar komt vast ook de benaming gifgroen vandaan. Zie dit blogbericht van Berthi Smith. http://berthi.textile-collection.nl/2014/11/03/
Als weggevertje een patroon (geredigeerd 8 januari 2016) van een gebreide tas, van bijv. dun sokkengaren, bedoeld om aan een tasbeugel te bevestigen van ca. 17 cm breed. Het is een replica van een tas uit de collectie van het Historisch Museum Deventer, het origineel heeft ook zo’n fraaie giftige groene kleur. Met dank aan Ditte voor het testbreien.
Je kunt er ook een buideltje van maken door vanaf toer 82 een stuk gewoon glad rond te breien, daar een gaatjesrandje in te verwerken (1 toer: 4 r, omslag, 2 samenbr), waar je een koordje doorheen haalt. Eindig dan met een aantal toeren van een zelf te kiezen ajourrandje bovenaan. Later volgt hier ook een patroon van.
Links de tas waar het patroon van is gemaakt (ca. 1850) en rechts een andere tas (ca. 1825-30) van Historisch Museum Deventer in ‘koestrontsgroen’. Helaas zijn de tasbeugels er niet meer bij. Dit type tassen is gevoerd met een stoffen laagje net onder het breiwerk om het ajour mooi uit te laten komen en een zeemleren laag binnenin, soms met 2 vakken. dit staat ook in het patroon beschreven.
Alle foto’s, teksten en patronen: Copyright Evelien Verkerk
Ik deel graag mijn patronen zonder daar geld voor te vragen, maar het blijft mijn intellectueel/creatief eigendom. Voor eigen gebruik mag het patroon worden gedownload en nagebreid. Het patroon mag niet worden doorverkocht of gebruikt om wol(paketten) te verkopen tenzij ik daar persoonlijk schriftelijk toestemming voor heb gegeven. Het gebreide resultaat van mijn patronen mag eveneens niet worden verkocht.