Op zoek naar oude breipatronen is het onvermijdelijk om een keer in de Gracieuse te duiken. Dit vrouwentijdschrift, dat heeft bestaan van 1862 tot 1936, bevat een schat aan patronen. Vanaf 1864 ging de Gracieuse samen met de Aglaja, dat als maandboekje voor dameshandwerken heeft bestaan van 1848-1862. Eigenlijk was de Gracieuse een Nederlandse versie van het Duitse Der Bazar (1855-1936).
Op de website van ‘Het geheugen van Nederland’ zijn alle jaargangen te bekijken. De paginavolgorde per jaargang klopt niet, dus zoeken gaat helaas niet zo handig. Je moet wel wat geduld hebben om alle 31023 (!) pagina’s stuk voor stuk ingezoomd te bekijken. Ik ben pas bij de 10e jaargang, maar dat geeft me al wel een beeld.
Jammer genoeg werden gaandeweg, wegens ruimtegebrek in het blad zelf, steeds meer breipatronen op het supplement (radeerblad) gezet en die zijn helaas niet groot genoeg beschikbaar om de patronen te kunnen lezen.
De abonnees waren vooral dames uit de hogere kringen, Deze hadden niet veel te doen en werden geacht zich binnenshuis op te houden en niet te werken, zonder evenwel ‘tot ledigheid te vervallen’. Handwerken was een nuttig en vooral ook deugdzaam tijdverdrijf voor dames. En zich kleden volgens de laatste mode natuurlijk.
Dus er werd eindeloos gehaakt, gebreid, geborduurd en geknutseld. Met excessen als deze gebreide, opgevulde en geborduurde hondenkopjes met een takje in de bek om sleutels aan te hangen of een geborduurde bloempot of standaard voor goudvissenkom of een siermand van kralenwerk. Deze periode werd niet voor niets ‘de lelijke tijd’ genoemd, alles werd met fraaie handwerken overdadig versierd.
Wat ik persoonlijk erg grappig vind is de consequent symmetrische opmaak van de pagina’s. De leesbaarheid van de tekst is daaraan zelfs ondergeschikt gemaakt. Hieronder een collage van breiwerkplaatjes uit de Gracieuse, die ik zelf in die stijl heb samengesteld.
De breipatronen in de Gracieuse omvatten in de eerste plaats de nuttige handwerken, vooral onderkleding voor de wintermaanden. Borstrokken, ook wel onderlijfjes genoemd, kousen, slobkousen, huispantoffels, onderbroeken voor heren of nachtmutsen. Soms bovenkleding zoals wanten, laarsjes of overschoenen, een enkele fichu (soort sjaalkraag), fanchon (een hoofdbedekking met lange strikbanden) , babymutsen, -sokjes of -jakjes. Voor de heren een weitas of vingerloze handschoenen voor de jacht. Voor het huishouden vierkanten of ruiten voor dekens, motieven voor tafelkleedjes, handschoenen om zilver te poetsen of de hete strijkbout aan te pakken, zakjes voor linnengoed of kleedjes om gekookte aardappelen onder warm te houden. Af en toe zijn er patronen die ook nu nog wel interessant zijn om te maken zoals kantjes, mitaines of shawls. Alleen was men wel gewend aan veel fijner materiaal en dunnere breipennen, dus dat vergt wat uitproberen en omrekenen.
Het breien was duidelijk niet populair en werd meer als een ‘noodzakelijk kwaad’ gezien. De redactie meldt dan ook dat de ervaren breister zelf wel weet hoe ze dergelijke kledingstukken moet maken, maar dat ze voor de niet geoefende breister af en toe eenvoudige modellen opnemen in het blad zoals deze ondermouwen. “Want men is er nog altijd niet in geslaagd een volledige breimachine uit te vinden. Men zal zich dus nog enige tijd het wat vervelende van het breien moeten getroosten.”
Wat leuk!!! Ik ben druk aan het zoeken naar een geschikte das uit 189-1910 voor mijn zus die aan reenactment doet. Er zit wel wat tussen, nu kijken welke zij mooi vindt.
LikeGeliked door 1 persoon
En eindeloos jammer dat de raderbladen te klein zijn…
LikeGeliked door 1 persoon
Pingback: Een steek uit 1866 | nederlandsgebreid