Amsterdams gebreid 1: waaiers en tulpen

Afgelopen week mocht ik een kijkje nemen achter de schermen van het Amsterdam Museum. Het museum heeft een mooie gevarieerde collectie waarbij uiteraard een deel afkomstig is van het Burgerweeshuis. Het museum is gevestigd in het voormalige weeshuis, maar ik was te gast in het depot in Amsterdam Noord, waar ik werd ontvangen door Junior conservator mode & kostuum Judith van Amelsvoort. In de prachtig ruime en praktisch ingerichte werkruimte had ze een aantal gebreide objecten klaargelegd.

Om te beginnen wilde ik wat stukken bekijken vanwege de ingebreide motieven.

KA 13238 Collectie Amsterdam Museum
Bij deze kousen herkende ik onmiddellijk het blaadjesmotief uit een breiboekje dat ik toevallig onlangs heb gekocht, ‘Kant-breiwerk naar oude patronen’ door Louise Thomson en Elisabeth Rogge uit ca. 1920. Het motief is al veel ouder en waarschijnlijk halverwege de 19e eeuw gepubliceerd in een boek of tijdschrift, aangezien meer patronen in deze uitgave exact zijn overgenomen uit boeken uit die tijd, zonder bronvermelding overigens. De kous van het museum is net een beetje anders want het motief is gebruikt in een gespiegelde variant. Zie je trouwens het nette stopje aan de rand? Het garen is heel fijn en daarom denk ik dat deze kousen uit ca. 1850 dateren.

Voor de liefhebbers hier het patroontje van de ‘Myrthenkant’ zoals dit in het boek staat.
Zoals je ziet is dit patroon best te volgen.

myrthenkant

De volgende kousenboord kwam me ook bekend voor. Ik vond hem terug in het boek ‘Het Breien’ van A. Theunisse en A.M. van der Velden uit 1886. Er is een vergelijkbaar waaiermotief te vinden in ‘Eutropia of Handboek voor het Schoone Geslacht’ uit 1844.

KA 13239Collectie Amsterdam Museum

Voor de liefhebbers heb ik het patroon uit 1886 uitgewerkt in een hedendaagse versie met schema: Download het patroon hier:  waaierrand 1886 .

patroontje

Het museum heeft veel miniatuurkleding die soms een verrassend beeld geeft van de mode uit een bepaalde tijd, inclusief de onderkleding en dat is bijzonder omdat die in het groot vaak niet bewaard is gebleven. De kleding is misschien voor poppenhuispoppen bedoeld of ooit gemaakt als een naaioefening. In ieder geval zijn de miniatuurkousen exact zo gebreid als de echte grote kousen, inclusief versierde boord. Hoog schattigheidsgehalte!

Collectie Amsterdam Museum

Interessant vind ik onderstaande kousen van ongebleekt linnen, zonder versierde boord en met initialen van ingebreide gaatjes. Linnen kousen ben ik nog niet eerder tegengekomen. Geen idee hoe oud ze zijn, ze lijken nooit gedragen te zijn. De bovenrand zonder boordmotief lijkt niet 19e eeuws, eerder vroeger? Zomaar een gedachte: zijn ze misschien ooit als replica gemaakt als voorbeeld voor 18e of zelfs 17e eeuwse daagse kousen? Aangenomen kan worden dat linnen zeker tot ca. 1825 voor veel mensen een voor de hand liggender materiaal was dan katoen. Vlas werd immers nog veel aan huis gesponnen. Ondergoed was meestal gemaakt van geweven linnen.

In de 18e eeuw werd door de VOC al wel katoen geïmporteerd uit India, maar die garens waren volgens sommige opvattingen te zwak om mee te breien. In ieder geval zeker niet geschikt voor het ‘knitting frame’. In 1764 wordt de zogeheten Spinning Jenny uitgevonden die het mogelijk maakte grote hoeveelheden gelijkmatige katoenen garens te spinnen en bovendien wordt er steeds meer katoen verbouwd in Amerika. Rond 1821 start de verbouw van Egyptische katoen met een langere vezel, wat sterkere garens oplevert en lang is Egyptische katoen een garantie voor kwaliteit. Zo wordt katoen steeds populairder en verdringt het linnen in Nederland en Vlaanderen. De vlasteelt verdwijnt niet helemaal uit de lage landen, maar de geweven linnenproductie verplaatst zich naar Frankrijk en Engeland.

Collectie Amsterdam Museum

Onderstaand paar mitaines van hele fijne katoen is echt een topstuk, de ondergrond is in dubbele gerstekorrel gebreid (2 toeren 1 r 1 av en dan 2 toeren 1 av 1r). Leuk is dat er tulpen op zijn afgebeeld, naast anjers, gestileerde blaadjes en hartjes. De motieven worden gevormd door gaatjes en gedeelten die glad in rechte tricotsteek zijn gebreid, wat mooi afsteekt tegen de structuur van de ondergrond. Waarschijnlijk gemaakt tussen 1765 en 1790? KA 20160detail2Collectie Amsterdam Museum

Hieronder een huismuts of nachtmuts voor een man. Het materiaal is niet superfijn, daarom denk ik eind 19 eeuw. Dit type muts word een bakkertje genoemd. Er zijn veel exemplaren bewaard gebleven in diverse musea, maar niet heel veel voor volwassen hoofden. Het motief van de rand heet in het boek van Louise Thomson en Elis. M. Rogge een ‘Malierand’. Je kijkt hier tegen de achterkant aan, want de rand werd omgeslagen gedragen. Nu zie je wel de met averechte steken ingebreide initialen PR die anders achter de rand zouden wegvallen. Op de ster, die al dit soort mutsen hebben bovenop, zijn ettelijke variaties bekend. Deze komt mooi uit op de ondergrond van dubbele gerstekorrel.

KA 20761Collectie Amsterdam Museum

In de volgende blogpost gaat het over babytruitjes,  vondelingenpakketjes en burgerweeshuis-breiwerk.

2 thoughts on “Amsterdams gebreid 1: waaiers en tulpen

  1. Mooi! Ik geniet er van….Het waaierpatroon herken ik ook van een gebreid slabbetje in mijn verzameling.
    Het is gedateerd in de 19e eeuw, ik kan je er eventueel een foto van sturen.
    Dank en groet

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s