Hoofdstuk VI uit het boekje van Christine Sluter uit 1843 heet ‘Voorbeelden tot kindermutsen, kousenranden enz.’ In de prachtige kostuumcollectie van het Openluchtmuseum in Arnhem ben ik in mutsen en kousenranden meerdere van deze motiefjes tegengekomen. Het is leuk om te zien hoe deze stekenmotieven in de 19e eeuw werden toegepast.

Hier zie je bijvoorbeeld een paar zeer fijn gebreide kousen met een rand (boven) die is gemaakt met patroon VI-15 ‘Regenboog randje’.

Het leuke is dat bij deze kous een eigen variatie op dit motief is aangebracht bij de klinken. Dit is vrij uniek, eigenlijk ben ik het verder vrijwel nooit tegengekomen dat zulke katoenen kousen versierde klinken hebben. Ook leuk om te zien is dat, over de (op zijn kop) met gaatjes ingebreide initialen TS, later met rode kruissteken nieuwe initialen zijn geborduurd. Deze zijn nu niet meer zo makkelijk te ontcijferen, het zou JJ kunnen zijn. Er zitten meerdere stopjes in, waaruit blijkt dat deze kousen vaker zijn gedragen en dus kennelijk ook door meerdere personen, misschien dankzij een erfenis of door verkoop. Kleding was nu eenmaal een kostbaar bezit in die tijd, dus men was er zuinig op. Het aanbrengen van initialen op kousen en ondergoed was heel gewoon omdat de was vaak werd uitbesteed.

Deze muts (HM.709) is grotendeels gebreid in patroon VI-11 het ‘Dambordrandje’. 
De gerimpelde stroken aan de voorkant zijn met een ander gaatjesmotief in afwisselend rechte en averechte steken gebreid. Datering en herkomst van zulke stukken is vaak lastig te zeggen, het is in ieder geval streekdracht.

Deze katoenen muts (H.13-74) is grotendeels versierd met het patroon VI-4 ‘Palmtakrandje’ Dit geeft een grappig reliëf aan de muts.

Met dank aan Openluchtmuseum Arnhem voor het beschikbaar stellen van de foto’s.