Onlangs bezocht ik het Stadsmuseum Almelo, een prachtig ingericht huis in het centrum van de stad, echt een bezoekje waard. Het museum heeft een kleine hoeveelheid breiwerk in het depot die ik op mijn gemak mocht bekijken. Een belangrijk deel hiervan bestaat uit werkstukken van het lokale handwerkonderwijs.
Voor en achterzijde van stop-en maasoefeningen, collectie Stadsmuseum Almelo
Op school werden vaak eerst een paar zogeheten broddellapjes (1) gebreid, waarna daar de stop en maastechnieken op werden geoefend. De meisjes begonnen wel al in de eerste klas, dus vanaf een jaar of 6, met het leren kousen breien, maar het stoppen van een kous kwam waarschijnlijk pas later. In deze eerdere post vertel ik wat meer over stoppen en zie je een mooie stopkous uit Almelo.
Maaslap met vogeltje en initialen AB, collectie Stadsmuseum Almelo
Twee breirollen, de linker met initialen AB Z 1932, collectie Stadsmuseum Almelo
Soms kregen leerlingen in de hogere klassen gelegenheid om een breirol te maken, ik vermoed dat dit extra opdrachten waren voor de echt gemotiveerde brei-talentjes, omdat de breirol als zodanig niet in het standaard lesprogramma voorkomt. Ook al zijn er verzamelaars van breirollen en werd het maken van zo’n superstekenlap in de ons omringende landen ook gedaan, toch is het bijzonder als je ze tegenkomt in museumcollecties. Vaak hebben ze ingebreide initialen en soms een jaartal.
In 1878 werd handwerken in het lager onderwijs een verplicht vak. Al eerder in de 19e eeuw werden er overal in het land breischolen opgericht en verschenen er naast breiboekjes met patronen voor volwassen breisters ook boekjes bedoeld voor onderwijzeressen. De oudst bekende is deze van Alberdina Woldendorp uit 1827.
Daarna zijn er ettelijke boeken verschenen met lesmethoden voor het handwerkonderwijs(1). Het bekendst zijn de boeken van Aleida Theunisse en Anna Maria van der Velden. Dit is een pagina uit een van hun lesboeken voor onderwijzers uit 1925 waar het stoppen wordt behandeld:
In de 20ste eeuw is het handwerkonderwijs steeds minder gericht op het opleiden tot een goede huisvrouw, die kan kousenbreien en stoppen. De leerlingen mogen meer kleur gebruiken en werkstukjes breien voor hun pop of een cadeautje voor moederdag of sokjes voor een baby. Ik denk dat de gebreide werkstukken links op school zijn gemaakt na ca. 1930. De fraaie babycape met rand van angora of konijnenwol schat ik op de jaren 1920-1930.
Collectie Stadsmuseum Almelo
Borstrokken
Zag ik laatst in de Twentse Welle (zie deze post) al leuke handgebreide borstrokken uit begin 20ste eeuw, in Almelo maakten ze kennelijk soortgelijke mouwloze modellen met bovenstukjes in gerstekorrel. Mogelijk zijn er een paar uit de periode 1940-1945, want er zijn duidelijk meerdere soorten garens gebruikt in een werkstuk, waaronder ook handgesponnen wol, door materiaalschaarste? Zou dit een typisch Twents model zijn geweest? Leerden ze dat op school of van moeder op dochter? Of stond het patroon in een handwerkblad? Zo blijven er altijd weer vragen.
Borstrokken van wol, collectie Stadsmuseum Almelo
Dit blauwe borstrokje was weer net even anders. Erg leuke steek met een soort stermotief en verticale ribbels met ‘gevallen’ steken ertussen
Borstrok in een gemengd garen met een glimdraadje, collectie Stadsmuseum Almelo
Bron (en interessant om eens te lezen):
(1) Jaarboek Kostuum 2015, De geschiedenis van het breien in het handwerkonderwijs, Trijnie van Spanning, pag 51 t/m 63
Met veel plezier gelezen. De borstrokken doen mij denken aan mijn jeugd. Mijn moeder breidde die kriebeldingen op de breimachine.
LikeLike
Pingback: Schoolse werkjes uit het depot | nederlandsgebreid
Pingback: De borstrok weer in ere herstellen? | nederlandsgebreid