Breibenodigdheden

In oude patronen kom ik soms aanwijzingen tegen voor te gebruiken naaldenmaten, maar die zijn niet in mm aangegeven zoals wij gewend zijn. Omdat de in het patroon genoemde wol ook al lang niet meer verkrijgbaar is krijg je geen enkele aanwijzing over de fijnheid van het breiwerk. Je kunt het natuurlijk gewoon uitproberen, maar als je weet hoe dik de naalden zijn kun je je in ieder geval wel een idee vormen van het materiaal. Ik was dus al enige tijd op zoek naar een oud naaldenmaatje.

naaldenmaatje

Vorige week liet Marianne M een naaldenmaatje zien op Facebook en toen ik daar enthousiast op reageerde was ze zo lief om het aan mij te geven, met zelfgebreid minisokje erbij, hoe leuk is dat!
De aangegeven naaldnummers op dit messing maatje zijn vreemd, de nummers lopen op naarmate de doorsnede kleiner wordt. Daarom vroegen sommigen zich af of het wel voor breinaalden was.
Als ik het meet door er breinaalden doorheen te steken kom ik op:
Gaatje 2 = 2 mm, gaatje 5 = 1,5 mm, gaatje 7 = 1,25 mm, gaatje 11 = 1mm, gaatje 14 = 0,7 mm. Dat zijn allemaal moderne maten naalden die ik heb, dus er waren kennelijk vroeger meer tussenmaten te verkrijgen.

debreister
In het boekje van Agnes Verboom, ‘De Breister’ uit 1883, staat een plaatje van naalddoorsneden. De zwarte cirkels zijn stalen naalden, de witte cirkels houten naalden.
Als ik de maten meet op de tekening in het boekje kom ik op:
Houten naalden: 1= 1,5 mm, 2= 2mm, 3 = 2,5 mm, 3 1/2 = 3 mm, 4 = 3.5 mm, 4 1/2 = 4 mm, 5 = 4,5 mm, 6 = 5mm. Dan staan er nog maten 5 1/2, 6 1/2 en 7 getekend, maar die verschillen nauwelijks van maat 6. In maat 8 meet ik dan ineens 7 mm.
Stalen naalden: van 10/0 = 2 mm tot 1 = ca. 0,3 mm en 0 lijkt precies 1 mm. Maar sommige rondjes verschillen nauwelijks, dus het is de vraag hoe secuur de tekeningetjes zijn.

Vergelijk ik die tekeningetjes met de gaatjes in het naaldenmaatje, dan blijken de nummers heel anders te zijn. Dan is gaatje 13 vergelijkbaar met stalen naald 1 op de tekening en gaatje 2 op het maatje is 10/0 op de tekening.

naaldnummers
Het boekje ‘Het Breien’ van Theunisse en van der Velden uit 1926 geeft aan dat de maten met een /0 erachter dikker worden naarmate het cijfer hoger is, maar dat cijfers zonder die /0 juist hoger worden naarmate de naalden dunner worden, dus dat zou kloppen met het naaldenmaatje.

In het boekje van Agnes Verboom wordt gesproken van zephirwol, Berlijnsche wol, dubbele zephirwol, grove of fijne katoen.
Het blijft lastig om meer te vinden over garens en naalden.
In veel 19e eeuwse breiboekjes wordt geen enkele aanwijzing gegeven ten aanzien van garens of naalddiktes. Kennelijk werd men geacht dat wel te weten.
Dan is een aanduiding van ‘Naalden van 3 mm en sokkengaren van 420 m per 100 gram’ is toch een stuk duidelijker en tijdlozer dan ‘Houten naalden no.8 en zwarte Zephirwol’.

Via Facebook kreeg ik de volgende reactie van Anita Luyckx:
Bron : Larousse ménager illustré, (uit 1926)
“Breinaalden van verschillende types naargelang het werk dat je ermee moet doen :

1) stalen naalden met twee punten, afmetingen 19 en 22 cm komen per 5, die van 28 cm komen per 4. Ze worden genummerd volgens hun dikte : van 8 (de fijnste) tot 1 en dan 0, 1/0, 2/0 tot 12/0 de dikste. Men gebruikt vooral de nrs 3 tot 6/0 die dienen voor mouwboorden en kousen.Men maakt ook vernikkelde naalden die minder gemakkelijk roesten.
2) stalen naalden met stalen bolletje : van 30 of 40 cm. worden per paar verkocht. Genummerd van 12 (de dikste) 14,16,18,20,22,24 (de dunste).
3) naalden van been (met 2 punten of met benen bolletje), 20 of 22 cm lang : worden gebruikt voor wol.
4) naalden in “buis” dat is waarschijnlijk buxushout met bolletje van 40 cm, om rokken en vesten te breien.
Naalden van celluloïd : kunnen in verschillende lengtes gevonden worden. De nummering van de naalden in been, buxus of celluloïd gaat van 1 (de dunste) naar 2,3,4,5,6,7,9, 11. Die laatste nummering volgt die van de tunische haaknaalden.”
Verder nog iets over Zephir-garen “… Er stond dat dit het dunste is met 2 of 3 draadjes. De term “Zephir”, wat zoiets als zachte oostenwind betekent, slaat blijkbaar meer op de dikte van het garen, dan op de samenstelling. Dit Zephir (zefier in het Nederlands) brei je met nr 8.”

Wanneer iemand meer serieuze informatie heeft over 19e eeuwse naaldenmaten, garendiktes en namen van garens dan hoor ik het graag.

 

 

2 thoughts on “Breibenodigdheden

  1. Ha Evelien, natuurlijk heb ik mij ook al langere tijd bezig gehouden met dit onderwerp en misschien kun je je herinneren dat ik ook een heel stel oude naaldenmaatjes heb. Ik weet er intussen wel íets van…..ik zal kijken of ik je er deze week wat uitgebreider over kan schrijven. Ok? Groet van Josefien

    Like

Plaats een reactie